Over leven na corona, ouders in het onderwijs en revolutie.

Dit is de eerste week waarin er op de scholen geen mondkapjesplicht meer geldt. Het voelt maandag nog even onwennig aan wanneer ik zonder bedekking door de poort loop. Gewoontegetrouw ontsmet ik mijn handen (moet dat eigenlijk nog wel?).  Ik loop door de aula en zie de gezichtsuitdrukking van de leerlingen weer. Het maakt me blij en ik voel me ook gerust. Meer dan ooit waardeer ik het gewone leven. Een gewoon leven waarin je weer mensen fysiek kunt ontmoeten. Eindelijk zitten er mensen aan mijn ovalen vergadertafel in mijn allang niet meer nieuwe kantoor. Ook heb ik heb al een paar recepties gehad waarbij ik bij één keer een QR code moest laten zien. Nou ja, dan kan ik die eindelijk ook eens gebruiken. Er is ook wel een keerzijde. Het is net of er minder uren in een dag zitten dan vóór de coronacrisis. Na ruim anderhalf jaar nauwelijks rekening te hoeven houden met reistijd staan er nu weer allemaal blokjes “reistijd” in de agenda. Hier gaat best veel tijd inzitten. En zo heb je ook de werkavonden weer. Toch wil ik voor geen goud meer terug: het is heel fijn om weer mensen in het echt te zien. Zo hadden we deze week een vergadering  met onze medezeggenschapsraad. Ik vind dat altijd een unieke vergadering, omdat je maar zelden vergadert met leerlingen, ouders en medewerkers tegelijkertijd en gezamenlijk over de school praat.

We werken binnen Vincent van Gogh met thema’s. Die zie je terug in het onderwijs en de jaarkalender, waarbij elke docent op zijn of haar eigen manier aandacht schenkt aan een onderwerp. De afgelopen maand waren er vele ouderavonden en daarmee staat de rol van de ouder centraal. Want onderwijs, dat maak je samen: leerling, ouder en coach of mentor. Daarom vind ik het ook zo mooi dat er nu heel vaak sprake is van driegesprekken op onze school. De leerling geeft aan wat hij wil, wat hij wil bereiken en wat hij nodig heeft. De leerlingen eindigen het gesprek met actiepunten, zo leren ze doelen te stellen. Als mentor en ouders weet je dan ook  waar een leerling aan wil werken zodat hij/zij daarin ondersteund kan worden. Ik geloof sterk in deze constructie, waarbij de leerling zélf aan zet is en aangemoedigd wordt om steeds weer een stapje te groeien naar zelfstandigheid. Waar speelt dat meer dan bij jongeren tussen de 12 en 18 jaar? Juist dan is steun zo belangrijk.

Zou steun ook andere problemen oplossen? Zou het helpen een kabinet te formeren? Met ons allen zijn we toch redelijk droevig gestemd dat er zoveel verdeeldheid en strijd is bij de formatie. De ouders van de bewindspersonen zullen in de meeste gevallen niet meer kunnen helpen, dus die vergelijking gaat niet op. Maar zou er wijsheid kunnen worden ingevlogen? Ik heb overigens respect voor de zware taak van het kabinet in deze crisistijd. Maar juist daarom gun ik ze aflossing en een nieuw perspectief. En ons, trouwe onderdanen, ook. Er is een nieuwe poging. De komende dagen weten we meer.

In mijn vorige blog gaf ik aan dat ik elke keer een boek zou noemen. Lezen en taal staat namelijk dit jaar centraal bij ons op school. En als je doet wat je zegt… dan moet je zelf ook lezen. Dit keer noem ik een nogal dik boek: “Revolusi”, van David van Reybrouck. Wat is dit boek een aanrader! Je vliegt door de pagina’s. Het gaat over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië, maar eigenlijk gaat het over jaren overzeese politiek door Nederland. De schrijver heeft vele oude mensen gesproken die de strijd nog hebben meegemaakt. Het is een must voor iedereen die iets over onze geschiedenis wil weten. Na het lezen van dit boek vind ik dat ook niemand meer in positieve zin iets over de VOC- mentaliteit kan zeggen, ik zie weinig reden om trots te zijn op dat verleden. Maar laat je niet weerhouden tot het lezen, ik was geboeid van begin tot eind.

Alice